Beschrijving
Ibach Piano’s en Vleugels
Geschiedenis van Ibach Piano’s en Vleugels
In 1794 begint Johann Adolf Ibach (1766-1848) zijn orgel- en pianobouwbedrijf in Beyenburg (heden ten dage Wuppertal). Het is een tijd van maatschappelijke, wetenschappelijke en kunstzinnige ontwikkelingen. Ook op het gebied van de pianobouw: de pianoforte volgt de cembalo op. In 1816 koopt hij een stuk grond en in 1817 betrekt hij zijn eerste eigen fabrieksgebouw. Na 1834 treden successievelijk Ibachs zonen Carl Rudolph, Richard en Gustav toe tot het bedrijf. Gustav stapt er in 1862 uit om voor zichzelf te beginnen. Na diverse omdopingen luidt vanaf 1869 de bedrijfsnaam: Rud. Ibach Sohn. De instrumenten zijn ook geliefd in het buitenland en worden onder meer naar Nederland, België, Frankrijk en Spanje geëxporteerd.
Richard Ibach gaat verder in de orgelbouw en Peter Adolph Rudolph Ibach (junior; derde generatie Ibach) houdt zich nog uitsluitend met de pianobouw bezig. Onder de bekwame leiding van P.A. Rudolph groeide het bedrijf gestaag. Ibach produceert rond 1871 met 60 medewerkers al zo’n 300 instrumenten per jaar. Op wereldtentoonstellingen verwierf hij diverse onderscheidingen. Op zijn reizen ontmoette hij de belangrijke musici en componisten van zijn tijd en wist hen enthousiast te maken voor zijn instrumenten (Wagner, Liszt, Brahms). Echter niet alleen toonkwaliteit was van belang. Ook werd meer aandacht geschonken aan een meer artistieke kastuitvoering. Uniek waren de designwedstrijden die Ibach uitschreef in 1883 en in 1891. Dit voorbeeld werd gevolgd door andere pianobouwers. Toen P.A. Rudolph Ibach plotseling in 1892 overleed, leidde zijn weduwe Hulda Ibach 12 jaar succesvol de onderneming met intussen al enkele honderden medewerkers.
Vlak na de eeuwwisseling kende het bedrijf een grote bloeiperiode met een productie van ca. 2500 instrumenten per jaar. Het telde vele vestigingen en handels- en concertgebouwen. Ook had het al vele malen het predicaat Hofleverancier gekregen. Met Albert Rudolf Ibach (1873-1940) en zijn broers nam de vierde generatie de leiding van de onderneming over. Het bedrijf overleefde de Eerste Wereldoorlog en de daarop volgende crisisjaren. De productie liep terug naar ca. 200 instrumenten per jaar. De woningbouw veranderde en daarmee ook de vraag naar piano’s: er werd een kleiner model ontworpen. Hier hield Johann Adolf Ibach (1911-1999, vijfde generatie) zich vooral mee bezig. Maar eerst gooide de Tweede Wereldoorlog roet in het eten. Bijna alle bedrijfspanden werden vernietigd. In de jaren ’50 werd de productie weer opgepakt in de fabriek in Schwelm, sinds 1945 de nieuwe hoofdlocatie van het bedrijf. Er volgde spoedig weer een nieuwe bloeiperiode tot aan in de jaren ’80. Ook de Ibach piano’s uit deze tijd mag men weer tot het topsegment rekenen.
In 1980 kocht Ibach het pianobedrijf J&P Schiedmayer en in 1985 het in noodlijdende Roth & Junius. (Laatstgenoemde merk wordt in 2008 verkocht aan handelaar Thomann, die de Roth & Junius instrumenten heden ten dage in China laat bouwen.) In de jaren ’80 ging Ibach ook een joint-venture aan met het Zuid-Koreaanse Daewoo. Daar werden de Ibach-K (drie pianomodellen en één vleugelmodel) en de Roth & Junius piano gebouwd. De Koreaanse Ibach-K was echter niet bestemd voor de Europese markt.
In 1994 vierde Ibach het 200-jarig jubileum met een heruitgave van drie bijzondere klassieke modellen (zie www.ibach.de)en een nieuw vleugelontwerp, genaamd Richard Strauß, van de hand van de Amerikaanse architect Richard Meier. Op dit moment bestaat de firma Ibach nog wel, maar in 2009 is de productie gestaakt.