Geschiedenis Geyer Piano’s en Vleugels
Adolph Heinrich Geyer (1846-1931) wordt in Eisenberg geboren als zoon van de pianolederfabrikant Eduard Geyer (vader had een florerend bedrijf, omdat in die tijd nog diverse onderdelen van het mechaniek, demping en de hamerkoppen met fijn leer bekleed werden). Hij begon zijn opleiding als pianobouwer bij Hölling & Spangenberg in Zeitz, waar ook Julius Blüthner en Adolf Schiedmayer hun opleiding genoten. Daarna werkt Adolph Geyer bij diverse pianobouwers in Duitsland en in de USA. In 1877 richt hij zijn eigen fabriek op en bouwt piano’s naar Amerikaans voorbeeld, dat hij System Steinway noemt. Deze fabriek wordt gezien als eerste industriële pianofabriek van Eisenberg. Zeven jaar later volgde Geyers “pupil” Robert Weissbrod en in 1887 Albert Finger. Samen met Hermann Tuch vormt Adolph Geyer nog een tijd lang het bedrijf Tuch & Geyer. Na 25 jaar gaat Geyer met pensioen en verkoopt hij in 1902 het bedrijf aan Max Vollrath en Max Knopfe die het bedrijf onder de naam Adolph Geyer Nachf. voortzetten.
In September 1927 werd het 10.000ste instrument afgeleverd. Hoe het verder gaat met het bedrijf in de jaren twintig en dertig is niet helemaal duidelijk. Zeker is wel dat het pianomerk Geyer niet verdwijnt. Vanaf 1948 is het geen particulier bezit meer. Ook andere pianofabrieken worden onteigend. In de VEB Pianofortefabrik Eisenberg – later VEB Möbelkombinat Eisenberg – worden de merknamen Geyer en Fuchs & Möhr op zowel vleugels als piano’s gezet, andere namen (Eisenberg, Weissbrod, Finger) alleen op piano’s. Er werd trouwens maar één klein model vleugel gebouwd van 138 cm. In de begintijd van deze staatsbedrijven worden bestaande pianomodellen nagebouwd en bestaat het personeel nog uit oud-medewerkers van de oorspronkelijke pianofabrieken, waardoor de piano’s uit deze periode nog het mooist waren. In de jaren ’70 en ’80 was de kwaliteit echter sterk teruggelopen. De toenmalige bedrijfsleider van H.P. Steenhuis heeft tijdens een bezoek aan de DDR met pijn in zijn pianohart aanschouwd met hoe weinig motivatie de piano’s in elkaar werden gezet. Maar ja, de prijzen waren dan ook niet hoog van deze instrumenten en de consument vroeg er toch om. Bekende Geyermodellen uit de jaren ’70 zijn Dresden en Weimar.
Alle piano’s en vleugels uit heel Oost-Duitsland werden verhandeld door het staatsbedrijf DEMUSA. In de DDR zelf werd slechts een heel klein deel verkocht; van de rest ging 10% naar andere socialistische staten en 90 % naar westerse landen. Op de Geyerfolders in ons archief staat dan ook de naam van Demusa vermeld. Na 1982 komen Oostaziatische piano’s op de Europese markt, die goedkoper waren dan de modellen uit Eisenberg. De pianofabricage werd naar beneden geschroefd en men legde zich meer toe op de fabricage van meubelen. Met nieuwe modellen probeerde men in de laatste drie DDR jaren het marktaandeel weer wat te vergroten.
Na de “Wende” in 1990 werd de fabriek met behulp van de Treuhand weer zelfstandig onder de naam Eisenberger Pianofortefabrik GmbH. Hedentendage worden hier alleen nog Wilh. Steinberg piano’s gebouwd. Halverwege 2013 is de fabriek overgenomen door de Parsons Music Group uit Hongkong. De toenmalige directeur-eigenaar (sinds 1997) van de fabriek, Frederik Steffes, heeft in 2015 zijn eigen bedrijf opgericht samen met Christoph Schulz. Zij laten nu hun A. Geyer piano’s en vleugels bouwen in een fabriek in de provincie Zhejiang in China. http://www.geyer-pianos.com
Hieronder links de GEYER 110 en rechts de GEYER Fortissimo